Het was al de derde keer dat ik dit hoorde: “Marja, de anderen praten niet met me. Als ik binnenkom zeggen ze niets”. Drie grote kerels. Zelfde afdeling. Alledrie gebruiken ze bijna dezelfde woorden.
“Hoe kom jij binnen? Doe eens voor?” vraag ik aan Peter. Hij loopt naar buiten en komt weer binnen. Hij staart recht voor zich uit, loopt naar de kast en mompelt vaag iets.
“Het nodigt mij niet uit om iets te zeggen.” Peter moet lachen. “Nee, dat zal wel niet.”
“En als jij nou de eerste stap zet?” vroeg ik. “Mmm” klinkt het niet al te enthousiast. “Moet dat? De anderen doen het toch ook niet?” “Als de anderen hetzelfde reageren op die vraag, wie neemt dan de eerste stap?”
Het is de opdracht voor de volgende keer.
We oefenen nog wat met binnenkomen. Eerst op een gespannen manier en dan op de uitademing. Dat ontspant namelijk meteen. Als je gespannen binnenkomt, heeft dat effect op de anderen. “Kom nu eens binnen op de uitademing.” Het resultaat is verbluffend. Een prettige, sympathieke man komt binnen, zegt vriendelijk goedendag en ik krijg meteen zin in een praatje. Dezelfde man, een wereld van verschil.
“Wat voel je?” “Ja, lekker opgelucht.” “En daarnet?” “Nou, gespannen en op mijn hoede.”
Na een maand vertellen de mannen weer alle drie hetzelfde. Dit keer vertellen ze dat ze elkaar echt gemeend groeten en dat ze ook over andere zaken praten dan het werk.
Deze oefening doe ik met politiebrigadiers, met telefonistes, technici en managers en iedereen is altijd verbluft over het resultaat.
Laatst had ik een groepje politiemensen, dat samen iets moest uitwerken. Ik vroeg wat de uitkomst was. “Nou, ik heb er niets aan gehad”, zei een van de vrouwen, “er werd niets gedaan en het bleef bij kankeren.” Ze keek me er streng bij aan.
“Wat heb je gedaan om het tij te keren?” vroeg ik. “Nou niets, dat kon niet, want het ging automatisch!” Vroeger zou ik ook zo gereageerd hebben.
Het gebeurt automatisch en ik heb er geen vat op. We maken ons afhankelijk van de sfeer in een groep. “Ik ga maar, want er is niets aan!” En dat is nou net waar het vaak mis gaat. Wachten tot anderen iets doen. Tot collega’s iets veranderen. Tot onze vrienden of familie of levensgezel verandert, waardoor wij ons prettiger gaan voelen. Ik hoor het heel vaak. De sfeer op de afdeling is niet goed. Mijn collega is niet vriendelijk tegen me, enzovoort. We hebben veel meer in de melk te brokkelen dan we denken. Als we alles van anderen laten afhangen worden we slachtoffers van de situatie.
Hiermee geven we alle verantwoordelijkheid uit handen. Het is veel interessanter om zelf iets te doen. Want wat blijkt? Op het moment dat je zelf gaat experimenteren met ander gedrag, blijkt dat ook effect te hebben op de ander. Niet voor honderd procent maar toch zeker voor tachtig procent.
Als we een slecht humeur hebben en een ruimte met mensen binnen komen, hebben we ook invloed op de sfeer. Andersom ook. Iemand met een vrolijke bui kan een zaal laten oplichten.
Wat een ontdekking toen ik erachter kwam, dat ik sfeer kon veranderen. Zowel in grote groepen mensen als in kleine groepjes. In een gesprek met een persoon en zelfs als ik alleen ben. Het werd een uitdaging. Het enige dat ik hoef te doen is een nieuwe beslissing nemen. Je intentie veranderen geeft kracht.
Een paar weken nadat ik hierover had geleerd, kwam ik thuis van vakantie. Er was een gigantische lekkage geweest en de plafonds van de badkamer en keuken waren geruïneerd. Mijn buren zaten met hetzelfde euvel en waarschuwden me dat de opzichter er niets aan wilde doen.
De opzichter kwam langs. Hij was een stevige kerel met ogen van staal en keek me aan met een harde blik. Vroeger was het ruzie geworden, want dit soort machogedrag bracht mijn adrenalinegehalte flink omhoog. Nu negeerde ik zijn opstelling, ik bleef rustig ademhalen en ik deed net of ik met een aardige man praatte. Ergens achter dat stalen masker moest een behulpzame vent te vinden zijn en daar richtte ik me op. Ik liet hem alle schade zien en vroeg hem wat hij kon doen. Tot mijn grote verbazing kreeg ik een nieuwe badkamer en een compleet nieuwe keuken. Hierna hebben we altijd een prettig contact gehad als er iets was.12
Jaren later stelde ik hem voor aan de nieuwe bewoonster. Het eerste wat ze zei was: “Ik eis een nieuw plafond in de kamer!” En daar was hij weer: de macho. Hij sloeg zijn armen over elkaar, zette een been naar voren en zei: “Zo, eist u dat?” Ze heeft het niet gekregen.
Ach, het gebeurt me nog wel eens. De visite is weer naar huis en ik zeg teleurgesteld ”Ik vond het helemaal geen interessante onderwerpen.” Zegt mijn vriendin: “Waar had je het over willen hebben, en waarom ben je daar niet over begonnen?”
Zo zie je maar weer, we blijven oefenen.
Terug naar overzicht